top of page

01

Hoofdmenu

Scoor met je toets!

01

Leer de stof

Maak je eindopdracht.

Genetische variatie

 

Fenotypische verschillen ontstaan ten eerste door het ontstaan van allelencombinaties, oftewel recombinatie. De activiteit van de chromosomen tijdens meiose is verantwoordelijk voor de meeste variatie elke generatie.

Drie mechanismen zijn hiervoor verantwoordelijk:

 

  • Onafhankelijke overerving

Er zijn 2 homologe paren, met een chromosoom van de moeder en 1 van de vader. Omdat elk paar onafhankelijk oriënteert resulteert er een onafhankelijke rangschikking.

Het aantal mogelijke combinaties is afhankelijk van het aantal homologe paren. Bij 2 is dat 4.

 

  • Crossing-over

Niet altijd is het chromosoom alleen van een moeder of een vader, een proces (crossing-over) produceert nieuwe allelencombinaties. Als homologe delen van twee niet-zusterchromatiden van plaats verwisselen, wordt er gesproken van crossing-over.

 

  • Bevruchting

Elk ouder paar produceert een zygote met elk een van de 64.000.000.000.000. Elk mens is dus uniek.

Bij landbouw wordt genetische variatie geprobeerd te vermijden. Ze willen bepaalde eigenschappen behouden en daarom wordt er ongeslachtelijke voortplanting toegepast.

 

Een zuivere lijn is een groep planten die door geslachtelijke voortplanting zijn ontstaan, maar die homozygoot zijn voor een of meerdere eigenschappen.

 

 

Mutatie

 

Fenotypische verschillen ontstaan ook door het milieu, dit wordt modificatie genoemd. Ze kunnen ook ontstaan door mutaties, allelen worden onveranderd aan het nageslacht doorgegeven, soms treed er echter een verandering op en ontstaat er een nieuw allel.

 

Mutatie is een verandering in het DNA die een verandering in de genetische informatie tot gevolg heeft.

 

  • Puntmutatie is wanneer sommige mutaties blijven beperkt tot een enkel gen. (SNP) Single Nucleotide Polymorphism.

  • Chromosoommutatie is wanneer een deel van een chromosoom muteert.

  • Ploïde mutatie is bij een mutatie van een geheel chromosoom.

 

De meeste gemuteerde allelen zijn recessief, waardoor de meeste niet tot uiting komen in het fenotype. Dat zal alleen gebeuren wanneer de eicel en de zaadcel allebei dat gemuteerde gen hebben.

 

Mutaties komen veel voor, maar slechts een klein deel van deze beschadigingen leidt tot een blijvende verandering. De mutagene factoren zijn de mutatie verhogend werkende factoren.

Opdracht

 

  • Leg uit wat onafhankelijke overerving en crossing-over is.

  • Maak een tekening van de vier mogelijke combinaties van chromosomen tijdens de meiose van een diploïde cel met vier chromosomen.

  • Schrijf 2 mutagene factoren op.

Hoofdmenu

Lees, luister en zie de introductie!

01

02

/

/

Leer de stof

03

/

Maak je eindopdracht.

Scoor met je toets!

/

04

Help ik kom er niet uit!

/

   !

bottom of page