01
Hoofdmenu
01
Translatie
Aan een ribosoom kan een m-RNA gebonden worden. Elk eiwit begint met methionine. Doordat de beide ribosoom delen binden, wordt het ribosoom actief, dus de eiwitsynthese kan beginnen.Doordat het m-RNA codon voor codon langs het ribosoom geschoven wordt, wordt er een erfelijke code afgelezen omdat aan elk codon tijdelijk een bijpassend t-RNA zit.
Er bestaan 2 plaatsen op een ribosoom waar t-RNA zich kan binden:
-
1 hier wordt een t-RNA-molecule met aminozuur en het juiste codon dat past op het m-RNA aan het ribosoom gebonden.
-
2 het aminozuur van het t-RNA-molecule wordt hier losgekoppeld en gebonden aan het aminozuur van t-RNA op plaats 1. Het lege t-RNA laat dan los van het m-RNA en het ribosoom.
Daarna schuift het m-RNA een codon verder en komt het t-RNA van 1 op 2. Er komt een passend t-RNA-molecule op plaats 1 en op plaats 2 wordt het aminozuur van het t-RNA-molecule aan de aminozuurketen gekoppeld. De ribosoomdelen kunnen zich opnieuw aan een m-RNA binden . polyribosomen zijn een aantal ribosomen die verbonden zijn aan 1 m-RNA-molecule.
Na synthese kunnen proteïnen vrij terecht komen in het cytoplasma of via het endoplasmatisch reticulum vervoerd worden. Uit polyribosomen die gebonden zijn aan het ER, ontstaan eiwitten. Deze kunnen ruimtelijke structuren aannemen en als functie vervullen als enzym, bouweiwit of antistof.
DNA-replicatie
In de S-fase vindt verdubbeling van het DNA plaats als voorbereiding op de kern- en celdeling. Hierbij worden de twee ketens van het DNA-molecule van elkaar losgemaakt. Speciale enzymen verbreken de waterstofbruggen. Om de waterstofbruggen weer bij elkaar te krijgen, binden eiwitten zich aan de enkelvoudige ketens.
In het kernplasma zitten vrije nucleotiden. Nucleotiden bezitten een van de basen, desoxyribose en drie fosfaatgroepen. Twee van deze fosfaatgroepen bezit veel chemische energie voor de binding. Aan elke nucleotide wordt er een nieuw nucleotide gebonden. Aan adenine een thymine en cytosine aan guanine, maar ook omgekeerd. De nucleotiden van de nieuwe keten worden verbonden aan het desoxyribose. De bindingen komen tot stand met behulp van het enzym DNA-polymerase.

Opdracht:
Wat is het verschil tussen DNA en RNA? Schrijf de punten op en laat het zien met behulp van een tekening.