01
Hoofdmenu
01
Eiwitsynthese
Om te functioneren heeft een cel specifieke enzymen en bepaalde eiwitten nodig.
Informatie hiervoor ligt in DNA , de erfelijke informatie. Welke enzymen worden gesynthetiseerd word bepaald door DNA in de celkern. Gen is stukje DNA met code voor de vorming van een eiwit. Code bevat informatie over welke aminozuren er nodig zijn en in welke volgorde zij gebonden worden.
Transcriptie
Voor Transcriptie is RNA nodig, verschilt met DNA:
-
RNA: enkele keten nucleotide zuren
-
RNA: bevat in plaats van desoxyribose, ribose (suiker).
-
RNA: stikstofbase uracil (U) in plaats van thymine (T).
-
Gen codeert voor een bepaald eiwit. Begin van gen kan herkend worden door enzym RNA- polymerase aan de volgorde van nucleotiden à promotor. RNA plasmolyse bind zich aan begin van een gen aan dubbele DNA-spiraal en de RNA plasmolyse verbreekt de waterstofbruggen tussen 2 ketens ze laten los op het deel van het aftelezen gen.
RNA nucleotiden binden zich aan een van de DNA ketens door basenparing. De DNA- ketens die met de promotor begint. De RNA keten heet nu messenger-RNA of m-RNA. Eind van nucleotide is herkenbaar aan het eindsignaal hierbij laten de RNA-polymerase en het m-RNA los van het DNA. DNA keten word hersteld. m-RNA is een kopie van de basenvolgorde keten, waarlangs geen synthese heeft plaats gevonden. RNA bevat in plaats van thymine bevat het uracil. m RNA zeer lange molecule, van duizenden nucleotide gaat van kernporie naar cytoplasma.
De erfelijke code
Triplet: een groepje van drie nucleotiden die coderen voor een aminozuur. Bijvoorbeeld AAA of UGC.
Het m-RNA bevat nu de informatie welke aminozuren voor het te maken eiwit nodig zijn en in welke volgorde de aminozuren gebonden moeten worden.
Het einde van de code voor een bepaald eiwit wordt aangegeven door een stopcodon . Er zijn drie stopcodons die niet corresponderen met een aminozuur.
Stopcodon: bij een stopcodon stopt de eiwitsynthese.
De eiwitsynthese gebeurd langs de ribosomen. Een ribosoom bestaat uit r-RNA (ribosomaal-RNA) en verschillende eiwitten. Na de synthese worden r-RNA in eiwitten verpakt en naar het cytoplasma getransporteerd. In het cytoplasma wordt het samengevoegd tot een compleet ribosoom.
Voor eiwitsynthese zijn ook aminozuren nodig. Het molecule dat daarvoor zorgt heet t-RNA (transport-RNA). Dit molecule is opgebouwd uit 70 tot 90 nucleotiden. Door basenparing ontstaan er een speciale vorm met 3 lussen en 1 vrije bindingsplaats. Dit codon kan zich door basenparing binden aan een m-RNA-molecule. Dit codon wordt anti-codon genoemd.
Er bestaan 61 soorten t-RNA moleculen. Het vrije uiteinde bij elk t-RNA bestaat uit 3 ongepaarde nucleotide, namelijk CCA. Hieraan kan een specifiek aminozuur worden gebonden met de hulp van een enzym speciaal voor dat aminozuur.
Opdracht:
Eiwitsynthese
In dit onderstaande spelletje kan je de eiwitsynthese op een simpele manier naspelen, max 4 tripletten.